ad rem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad rem
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ad rem ad remmer ad remst
verbogen ad remme ad remmere ad remste
partitief ad rems ad remmers -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ter zake, snedig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

ad rem

  1. in staat zijn om op het juiste moment een raak en/of geestig antwoord te geven
    • De uiterst ad remme cabaretier plaatste een snelle riposte na de vervelende opmerking uit het publiek. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen