achterrem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·rem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterrem achterremmen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

achterrem v/m [1]

  1. een rem die de achterwielen langzamer laat ronddraaien
    • De politie is woensdagmiddag om 4 uur een ASO-controle gestart die eindigde rond zeven uur aan de Bergweg. Tijdens deze controle zijn in totaal 17 bekeuringen uitgeschreven voor onder andere te hoge snelheid, geen goed werkende achterrem, rijden over het trottoir, gladde banden en rijden over het fietspad.[2] 
    • Diens ploeggenoot en concurrent Lewis Hamilton viel uit door een probleem met de achterrem. De Brit raakte daardoor verder achterop in het WK-klassement. Titelverdediger Sebastian Vettel (Red Bull) werd derde op ruim 5 seconden van teammaat Ricciardo, die voor een enorm vreugdegehuil zorgde in het geplaagde Red Bull-kamp.[3] 
    • Het onderdeel remmen is eenvoudiger. Eerst alleen de achterrem, dan voor- en achter en vervolgens alleen op de voorrem. Vervolgens is het tijd om onze vaardigheden van het veld, in de praktijk uit te voeren. Terug naar het bos[4] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 05-11-2009 ASO-Controle
  3. Het Parool 8 JUNI 2014 Ricciardo wint verrassend GP van Canada
  4. Tubantia Roel Lutkenhaus 13-02-11 Blubber, bochtjes en biken
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be