plicht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plicht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verantwoordelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Afgeleid van het werkwoord plegen met betekenis "instaan voor" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plicht | plichten |
verkleinwoord | plichtje | plichtjes |
Zelfstandig naamwoord
- een taak die men op zich genomen heeft of opgelegd heeft gekregen, iets wat je moet doen
- Het is ieders plicht om voor je naaste te zorgen.
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- de plicht roept
- weer moeten gaan werken
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een taak die men op zich genomen heeft of opgelegd heeft gekregen
Gangbaarheid
- Het woord plicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "plicht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "plicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plicht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be