luis
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: luis (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /lœʏ̯s/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lœːs/
Woordafbreking
- luis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Verwant met het Engelse louse en het Duitse Laus.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luis | luizen |
verkleinwoord | luisje | luisjes |
Zelfstandig naamwoord
- (insecten) een meestal vleugelloos insect dat parasiteert op plant, mens en dier
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een meestal vleugelloos insect dat parasiteert op plant, mens en dier
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luizen |
luis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luizen
- Ik luis.
- gebiedende wijs van luizen
- Luis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luizen
- Luis je?
Bijvoeglijk naamwoord
luis
- partitief van de stellende trap van lui
Gangbaarheid
- Het woord luis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "luis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luir |
luis
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van luir
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Insecten in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Werkwoordsvorm in het Spaans