wollige beukenluis
Uiterlijk
- (IPA in voorbereiding)
- wol·li·ge beu·ken·luis
- verbinding van wollige en beukenluis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wollige beukenluis | wollige beukenluizen |
verkleinwoord | wollig beukenluisje | wollige beukenluisjes |
- (halfvleugeligen) Cryptococcus fagisuga een schildluis, die op beuken voorkomt. Het insect is schadelijk, doordat door de door de luis met hun zuigsnuit gemaakte gaatjes schimmels de bast kunnen binnendringen zoals Nectria coccinea var. faginata en soms het bloedkankermeniezwammetje (Nectria galligena). Met hun zuigsnuit zuigen ze floëemsap op. Bij sterke aantasting zijn de aangetaste bomen al van verre te zien door een witte waas en een slijmachtig sap op de stam. Bij deze bomen kan na 4 - 12 jaar kankerachtige woekeringen ontstaan
- Het woord 'wollige beukenluis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.