Naar inhoud springen

poll

Uit WikiWoordenboek
  • poll
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stemming’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • van Engels poll
enkelvoud meervoud
naamwoord poll polls
verkleinwoord - -

depollm

  1. opiniepeiling, onderzoek waarbij mensen naar hun opvatting wordt gevraagd
    • Volgens een poll in de krant waar bijna 400 lezers aan meededen wil driekwart van de bewoners graag een tweede supermarkt in het dorp. 
    • Bovendien geeft het haar de kans om de schuld van haar impopulaire beleid in de schoenen te schuiven van Mr Brexit: Nigel Farage. Zijn partij Reform voert al maanden de polls aan, terwijl hij volgens Reeves de oorzaak van alle economische tegenslag is[2] 
    1. (politiek) verkiezingsonderzoek waarbij mensen naar hun toekomstig stemgedrag wordt gevraagd
      • Een poll van onderzoeksbureau TNS duidt er dinsdagmiddag op dat de voorstanders van een uittreden uit de EU een voorsprong hebben van 7 procentpunt. [3]
  2. bindende stemming waar alle mensen uit een groep aan kunnen meedoen
    • De nieuwe naam van de vereniging wordt bepaald door een poll onder de leden. 
    1. (politiek) (België) stemming onder de leden van een politieke partij om tot een kandidatenlijst te komen
      • Bij de poll voor de samenstelling van de katholieke lijst kwamen Cooreman en Siffer in 1912 respectievelijk als eerste en tweede uit de bus. [4]
79 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[5]
  • poll
enkelvoud meervoud
poll polls

poll

  1. poll
  2. hoofd, kruin
  3. (verouderd) aantal hoofden, als aanduiding hoe groot een groep mensen is