bobo
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·bo
Woordherkomst en -opbouw
- [1] bij uitbreiding buiten de sport ontstaan uit betekenis 2. "bondsbons"
- [2] (verkorting) bondsbons, toegeschreven aan de sportjournalist , kreeg in 1988 ruimere bekendheid toen het werd gebruikt door de voetballer ; vanwege de Surinaamse achtergrond van hem en verschillende medespelers bij het Nederlands elftal kan betekenis 3. "sufferd" ook een verklaring vormen [1][2]
- [3] van bobo "nar" in Brazilië ook "dwaas, onnozelaar, sufferd" [3]
- [4] uit een dat begint met " nina ww bobo ww " "slaap, onnozel kind" (volksetymologisch wordt "nina" niet als gebiedende wijs van ninar ww maar als verkorting van menina zn "meisje" opgevat; "bobo" is dan echter minder goed te herleiden en het slaapliedje wordt zowel voor meisjes als jongetjes gezongen)[4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bobo | bobo's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bobo m
- (informeel) vooraanstaande personen
- Ook het Westland telde in de Gouden Eeuw veel buitenplaatsen, waarvan de bekendste Slot Honselersdijk was. Frederik Hendrik ontving er bobo's als Maria de Medici en Voltaire - zijn optrekje werd overigens al na twee eeuwen wegens grondige verwaarlozing afgebroken. [5]
- (sport) (pejoratief) bestuurder van een sportbond
- De Nederlandse sportorganisaties zün in slechts geringe mate geprofessionaliseerd, maar zowat elke bond heeft naast een eigen trainer of trainers een eigen bondsbureau met een eigen directeur en eigen ondergeschikten. Het gros van het administratief/organisatorische werk wordt door hen verzorgd. Maar, dat is nu eenmaal de makke van vrijwilligersorganisaties, de werkgevers van die professionele krachten zijn pure liefhebbers: de bobo's (bondsbonzen), zoals de voormalige directeur van het Koninklijk Nederlands Gymnastiek Verbond, De Wolf, ze noemde. [6]
- (Suriname) (pejoratief) iemand die traag van begrip is
- Het was kinderachtig dat er altijd een kindermeisje met me mee moest. De andere jongens begonnen me een bobo, een sufferd, te noemen. [7]
- (Nederlands-Indië) slaap, slapen
- Zelf was zij medium en had vele spoken gehoord en gezien; met mijn ouders sprak zij over niets anders, en met mij over de arabische geest in de fles en die van Alladin bij wijze van lichtere variant; achter iedere zin plaatste zij tot meerdere overtuiging het woord ‘ziet’. ‘En toen hoorde ik duidelijk een stem in mijn oor schreeuwen: “Bobo!” (slapen) en toen draai ik mij nog even om, en toen stond daar bij mijn raam een pikzwarte man, ziet!’ [8]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bobo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bobo" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[9] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bobo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bobo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Donselaar, J. vanWoordenboek van het Surinaams-Nederlands 2e druk (1989) Coutinho, Muiderberg; ISBN 90 6283 745 X; p. 79
- ↑ bobo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Raad, J. de"Vuile nagels voor de Schone van Boskoop" in: De Volkskrant jrg. 74 nr. 21628 (2 september 1995); p. 95 (V 31) kol. 5; geraadpleegd 2018-10-11
- ↑ Wissen, H. van"Keerzijde. Bobo's" in: De Volkskrant jrg. 61 nr. 17572 (21-06-1982); p. 16 kol. 4; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2018-10-10
- ↑ Pos, H.Het doosje van Toeti. (1985) In de Knipscheer, Haarlem; ISBN 90 6265 205 0; p. 29; geraadpleegd 2018-10-10
- ↑ Perron, E. du (eds. E. du Perron-de Roos e.a.)Verzameld werk. Deel 3. (1954) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 250; geraadpleegd 2018-10-10
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Klanknabootsing uit de kindertaal
- [B] (verkorting) bourgeois-bohème, voor het eerst aangetroffen in de roman Bel-Ami (1885) van de Franse schrijver Guy de Maupassant.
Zelfstandig naamwoord
[A] bobo m
- (spreektaal) (kindertaal) pijn, autje, wondje (bij kinderen)
- «T'as bobo à la papatte?»
- Doet je handje zeer?
- «Tu t’es fait bobo, mon poussin?»
- Heb je je pijn gedaan, kindje? [1]
- «T'as bobo à la papatte?»
- (spreektaal) (schertsend) schade, beschadiging
[B] bobo m
- (spreektaal) (pejoratief) linksgeoriënteerde yuppie, goed opgeleid, met een goedbetaalde aanstelling en een idealistische of non-conformistische levenshouding
Verwijzingen
Oezbeeks
Zelfstandig naamwoord
bobo
Schrijfwijzen
- Cyrillische transcriptie: бобо.
Synoniemen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·bo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | bobo | bobos |
vrouwelijk | boba | bobas |
Bijvoeglijk naamwoord
bobo
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 65 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Verkorting in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Kindertaal in het Frans
- Schertsend in het Frans
- Pejoratief in het Frans
- Woorden in het Oezbeeks
- Zelfstandig naamwoord in het Oezbeeks
- Familie in het Oezbeeks
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Spaans