beest
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- beest
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands beeste en Oudfrans beste van Latijn bestia, in de betekenis van ‘dier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1253 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beest | beesten |
verkleinwoord | beestje | beestjes |
Zelfstandig naamwoord
beest o
- (dierkunde) dier, met de nadruk op het aardse, niet-menselijke aspect
- (figuurlijk), vaak (pejoratief) mens, meestal een man, die wild, dierlijk en/of wreed gedrag vertoont
Kan zowel een positieve als negatieve bijbetekenis hebben: Wat een beest! kan afhankelijk van de context zowel bewondering voor een krachtsinspanning als afschuw voor immoreel gedrag uitdrukken.- De dronken man gedroeg zich als een wild beest.
- ▸ De Engelsen en hun geallieerden hadden honderdduizenden Afrikanen afgeslacht, hun eigen en die van de vijand, ze waren de meest meedogenloze menselijke beesten van de aarde.[6]
- ▸ Op een dag deden we een oefenvorm, waarbij alle spelers constant in beweging moesten blijven. Zodra er eentje stilstond, ging de bal naar de andere partij. Heel intensief. Na vier sessies van twaalf minuten was iedereen kapot. Raymond zei: “We zijn klaar, tenzij jullie nog héél graag doorgaan voor een vijfde ronde”. Toen was er eentje die eens over zijn gezicht wreef, het zweet van zich afgooide en naar ons knikte. “Let’s go!” En omdat Cheick nog een keer wilde, moesten al die andere spelers er ook aan geloven. Ongelooflijk, wat een beest was dat.[7]
-
1. Zowel een koe als een hond zijn voorbeelden van een beest.
-
2. Een beest en een prinses verbeelden .
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Dat is bij de beesten af
Gezegd van iets schandaligs, verschrikkelijks e.d.
- Dat is de aard van het beestje
Zo zit die persoon qua karakter in elkaar
- De beest uithangen
Onbehouwen en/of onbeschoft gedrag vertonen
- Het beestje bij de naam noemen
Precies aangeven hoe iets in elkaar zit, of hoe men over iets denkt
Vertalingen
1. dier
Vertalingen
2. benaming voor een mens, meestal een man, als men wild en dierlijk gedrag wil aangeven
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beesten |
beest
Gangbaarheid
- Het woord beest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beest" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "beest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron
Martin Koopman geciteerd door Geert-Jan Jakobs“De Nederlandse jaren van Cheick Tioté: 'Ongelooflijk, wat een beest was dat'” (5 juni 2022) op - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Drents
Zelfstandig naamwoord
beest
Schrijfwijzen
Synoniemen
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
beest
Schrijfwijzen
Synoniemen
Meer informatie
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Drents
- Zelfstandig naamwoord in het Drents
- Veeteelt in het Drents
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Veeteelt in het Nedersaksisch