beestje
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- beest·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | beestje | beestjes |
Zelfstandig naamwoord
beestje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord beest
- Mijn hond is altijd een braaf beestje geweest, maar nu had hij toch iemand gebeten.
- dim. tant. een klein diertje, insect, bacterie, worm
- Er zaten opeens een hele lading kleine beestjes op de voorruit.
- dim. tant. (informatica), (informeel) een foutje in het programma
- Er zitten wat beestjes in de nieuwste versie van onze software.
Hyponiemen
- donderbeestje, hooibeestje, lieveheersbeestje, lievevrouwebeestje, onweersbeestje, onzelieveheersbeestje, suikerbeestje
Uitdrukkingen en gezegden
- De aard van het beestje zijn
een eigenschap van iets/iemand zijn
- Huisje-boompje-beestje
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord beestje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beestje' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
99 % | van de Vlamingen. |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig-naamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Informatica in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %