Naar inhoud springen

sale

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: ceel


  • sale
enkelvoud meervoud
naamwoord sale sales
verkleinwoord - -

de salem

  1. verkoop tegen verlaagde prijzen gedurende een beperkte periode
     Een generatie geleden kochten we iets waar we jaren mee moesten doen. Nu is onze kledingkast een vergaarbak van niemendalletjes die in de sale een goed idee leken.[1]
91 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2020 Weblink bron
    Elfie Tromp
    “Een ode aan de mode van Rick Owens” (27 augustus 2018) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
sale sales

sale

  1. verkoop
  2. uitverkoop


  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
sale sales

sale

  1. vies, vuil
  2. (spreektaal) klote-, rot, vervelend
    «La vie est un sale boulot.»
    Het leven is een vervelende rotklus.[1]
  3. (spreektaal) schunnig, schuin
    «Guy nous a raconté une sale histoire.»
    Guy heeft ons een schuine bak verteld.[1]

sale m

  1. (spreektaal) viezerik [1]
  2. (spreektaal) vuile was
    «Nous, on préfère laver le sale en famille.»
    Wij hangen de vuile was liever niet buiten.[1]


enkelvoud meervoud
sale sali

sale m

  1. zout


vervoeging van
salir

sale

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van salir