straatvuil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straat·vuil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord straatvuil
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het straatvuilo

  1. rotzooi, viezigheid die op straat ligt
     Het Vondelpark, zeg je? Wil je per se dat ik er een monster van neem, en naar het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk stuur? Nee, allicht niet, want dan zal blijken dat het gewoon straatvuil hier uit de Pijp betreft, door jou uit de goot geschept.[2]
     Niet alleen de buurtbewoners, ook de gemeente spant zich in om de buurt weer leefbaar te krijgen. Er zijn handhavers op straat, straatvuil wordt opgeruimd en bewonersinitiatieven worden ondersteund. Maar in de praktijk zet het nog maar weinig zoden aan de dijk, zeggen ze in de buurt.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2022 Weblink bron “Schiedam-Oost: van gezellige volksbuurt naar achterstandswijk” (19-10-2017), NOS