straatvuil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: straatvuil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- straat·vuil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straatvuil | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het straatvuil o
- rotzooi, viezigheid die op straat ligt
- ▸ Het Vondelpark, zeg je? Wil je per se dat ik er een monster van neem, en naar het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk stuur? Nee, allicht niet, want dan zal blijken dat het gewoon straatvuil hier uit de Pijp betreft, door jou uit de goot geschept.[2]
- ▸ Niet alleen de buurtbewoners, ook de gemeente spant zich in om de buurt weer leefbaar te krijgen. Er zijn handhavers op straat, straatvuil wordt opgeruimd en bewonersinitiatieven worden ondersteund. Maar in de praktijk zet het nog maar weinig zoden aan de dijk, zeggen ze in de buurt.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. rotzooi, viezigheid die op straat ligt
Gangbaarheid
- Het woord straatvuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Schiedam-Oost: van gezellige volksbuurt naar achterstandswijk” (19-10-2017), NOS