tanker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tanker tankers
verkleinwoord tankertje tankertjes

Zelfstandig naamwoord

de tankerm

  1. (scheepvaart) een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

tanker monbezield

  1. (scheepvaart) tanker; een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /taŋkɛr/
Woordafbreking
  • tan·ker

Zelfstandig naamwoord

tanker monbezield

  1. (scheepvaart) tanker; een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
    «Havárie ropného tankeru obvykle způsobí ekologickou katastrofu.»
    Een ongeluk met een olietanker veroorzaakt vaak een ecologische catastrofe.
  2. (luchtvaart) tankvliegtuig; vliegtuig waarmee andere vliegtuigen in de lucht kunnen worden bijgetankt
Verbuiging
Synoniemen
  1. tanková loď v, cisternová loď v
Hyperoniemen
  1. loď v
  2. letadlo o
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen