Naar inhoud springen

strijd

Uit WikiWoordenboek
  • strijd
  • In de betekenis van ‘gevecht’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord strijd strijden
verkleinwoord strijdje strijdjes

destrijdm

  1. een handgemeen
    • Wie de strijd tussen die twee broers zou winnen was nog niet duidelijk. 
  2. een militair treffen, kamp, veldslag
    • De strijd tussen de Israëli en de Palestijnen is nog niet gestreden. 
  3. een politieke twist
     De basis daarvan lag waarschijnlijk in de strijd voor het vrouwenkiesrecht, waaraan ze zich hadden geëngageerd sinds ze tieners waren.[3]


  • dat is in strijd met
dat is in tegenspraak met
 Volgens de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) en reisorganisatie TUI heeft de luchtvaart nauwelijks invloed op de luchtkwaliteit in Den Haag en is een lokaal verbod op fossiele reclames daarom niet zinvol. Ook vonden ze het verbod in strijd met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van ondernemerschap.[4]


vervoeging van
strijden

strijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strijden
    • Ik strijd. 
  2. gebiedende wijs van strijden
    • Strijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strijden
    • Strijd je? 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]