Naar inhoud springen

otter

Uit WikiWoordenboek
Otter
  • ot·ter
  • In de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in 830 [1]
Germaans: *otroz
Indo-Europees: *udros m, *udrā v
Verwant aan water.

Verwant in Germaanse talen

West
Angelsaksisch: otor
Engels: otter
Noord
Deens: odder
Zweeds: utter
Oost
Gotisch: otter

Andere Indo-Europese talen

Baltisch
Litouws: údra
Slavisch
Russisch выдра
Helleens
Oudgrieks: ὕδρα «waterslang» [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord otter otters
verkleinwoord ottertje ottertjes

de otterm

  1. (roofdieren) benaming voor zoogdieren uit het geslacht Lutra op Wikispecies
    1. bepaald soort zoogdier, Lutra lutra op Wikispecies, een marterachtige met zwempoten en een donkere dichte bruine vacht
    • Omdat otters grote woongebieden hebben en de dieren veel trekken, is de otter geholpen met goede ecologische verbindingszones. 
  • zweten als een otter
heel erg transpireren
•  Overdag was het steeds snikheet waardoor ik zweette als een otter. [3] 
vervoeging van
otteren

otter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van otteren
    • Ik otter. 
  2. gebiedende wijs van otteren
    • Otter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van otteren
    • Otter je? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]