bunzing
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bun·zing
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1150 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bunzing | bunzingen bunzings |
verkleinwoord | bunzinkje | bunzinkjes |
Zelfstandig naamwoord
bunzing m
- (marterachtigen) Mustela putorius
, klein marterachtig, behendig roofdiertje
- De bunzing gaat bij de jacht vooral op zijn neus en oren af.
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- Stinken als een bunzing.
Vertalingen
1. klein marterachtig, behendig roofdiertje
Gangbaarheid
- Het woord bunzing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bunzing" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.