omroep
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·roep
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het radio- en later televisiebedrijf als geheel’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
- Naamwoord van handeling van omroepen. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omroep | omroepen |
verkleinwoord | omroepje | omroepjes |
Zelfstandig naamwoord
omroep m
- (communicatie) een organisatie die zich richt op het verzorgen van radio- of televisieprogramma's
- ▸ Het Bronovo-ziekenhuis in Den Haag blijft ook na 2024 open. Dat staat in plannen van Haaglanden Medisch Centrum (HMC) waar het ziekenhuis onder valt. Tot 2030 blijft het zeker open, schrijft Omroep West, voor operaties en andere niet-spoedeisende behandelingen, laat de HMC-directie weten.[3]
- (communicatie) het, doorgaans via een geluidsinstallatie, geven van gesproken mededelingen, berichten en oproepen, vanuit een centraal punt naar een algemeen publiek, omstanders, passagiers etc.
- De omroep in de trein laat niets te wensen over, de berichten aan de reizigers zijn goed verstaanbaar.
Antoniemen
- [2] telefonie
Hyperoniemen
- [1,2] berichtgeving, communicatie
Hyponiemen
- [1] amusement, nieuws
- [2] alarmering, bericht, boodschap, doorgifte, geluidsinstallatie, luidspreker, megafoon, mededeling, melding, microfoon, toehoorder, waarschuwing
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- [1] internet, kabel, pers, radio, televisie
- [2] alarmering, boodschapper, heraut, post, signalering
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: de publieke omroep
- [1]: Nederlandse omroepen
Vertalingen
1. een organisatie die zich richt op het verzorgen van radio- of televisieprogramma's
de publieke omroep
|
Nederlandse omroepen
|
2. het geven van mededelingen aan een publiek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omroepen |
omroep
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omroepen
- ... dat ik omroep.
Gangbaarheid
- Het woord omroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "omroep" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "omroep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ omroep op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron “Ziekenhuis Bronovo in Den Haag blijft toch open” (10 mei 2022), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be