omroepen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·roe·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omroepen
riep om
omgeroepen
klasse 7 volledig

Werkwoord

omroepen

  1. overgankelijk op een luide manier vertellen aan een grote groep
    • In de winkel werd omgeroepen dat de speculaas in de aanbieding was. 

Zelfstandig naamwoord

omroepen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omroep

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be