megafoon
Uiterlijk
- me·ga·foon
- van Engels megaphone, in de betekenis van ‘versterkende geluidstrechter’ aangetroffen vanaf 1878 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | megafoon | megafoons (megafonen) |
verkleinwoord | megafoontje | megafoontjes |
de megafoon m
- grote geluidstrechter om de menselijke stem te versterken, tegenwoordig vaak met elektronische versterking
-
1. Man houdt een megafoon vast (2006).
-
1. Een man gebruikt een megafoon om aanwijzingen te geven (3e kwart 20e eeuw).
-
Een heel ouderwetse megafoon (19e eeuw).
- megaphoon (officiële spelling tot 1955)
- Het woord megafoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "megafoon" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Charlotte Bouwman“Stemmen jagen met megafoon en powerbank” (9 maart 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gemengde berichten : Weer eene uitvinding van Edison! in: Middelburgsche Courant, jrg. 121 nr. 151 (29 juni 1878), p. 3 kol. 1
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %