heraut
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- he·raut
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanroeper’ voor het eerst aangetroffen in 1340 [1]
- Afgeleid van het Oudfranse heralt (Franse héraut), afkomstig van het Frankische *heriwald = legeraanvoerder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heraut | herauten |
verkleinwoord | herautje | herautjes |
Zelfstandig naamwoord
de heraut m
- (beroep) een functionaris die dienstdoet als boodschapper en/of ceremoniemeester.
- De heraut riep dat de koning is ingehuldigd.
Gangbaarheid
- Het woord heraut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "heraut" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.