heraut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • he·raut
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanroeper’ voor het eerst aangetroffen in 1340 [1]
  • Afgeleid van het Oudfranse heralt (Franse héraut), afkomstig van het Frankische *heriwald = legeraanvoerder
enkelvoud meervoud
naamwoord heraut herauten
verkleinwoord herautje herautjes

Zelfstandig naamwoord

de herautm

  1. (beroep) een functionaris die dienstdoet als boodschapper en/of ceremoniemeester.
    • De heraut riep dat de koning is ingehuldigd. 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen