kaars
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kaars
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vetstaaf met pit voor verlichting’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaars | kaarsen |
verkleinwoord | kaarsje | kaarsjes |
Zelfstandig naamwoord
- een staaf of klomp van brandbaar materiaal met een lont
- Vroeger had men 's nachts slechts kaarsen als verlichting.
- ▸ Tot mijn verrassing en ontroering hadden ze een verjaardagstaart voor me gemaakt van een oude resupplydoos met 44 kaarsjes erop.[3]
- (natuurkunde), (eenheid), (verouderd) oude eenheid van lichtsterkte (de zg. normaalkaars, thans candela)
- De winkelier zei dat deze lamp een lichtsterkte heeft van 30 cd, vroeger zou men zeggen: "een lamp van 30 kaars.".
Typische woordcombinaties
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een staaf of klomp van brandbaar materiaal met een lont
|
|
Gangbaarheid
- Het woord kaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kaars" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kaars" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kaars op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Eenheid in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %