nachtkaars
Uiterlijk
- Geluid: nachtkaars (hulp, bestand)
- nacht·kaars
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nachtkaars | nachtkaarsen |
verkleinwoord | nachtkaarsje | nachtkaarsjes |
- een kaars waarmee men naar bed gaat en die men kan laten opbranden
- (plantkunde) middelste teunisbloem (Oenothera biennis) een bloem die in de avond opengaat
- als een nachtkaars uitgaan
min of meer onopgemerkt vanzelf aflopen/stoppen
- Peeters heeft al ideën voor een nieuwe roman. Die zal opnieuw dicht bij mij en mijn persoonlijke geschiedenis staan. Dat heeft een grotere urgentie een meerwaarde. Ik hoop alleen dat ik er geen tien jaar meer over doe. Ik ben heel kritisch voor mezelf, misschien moet ik voor het volgende boek de lat minder hoog liggen. Na die lange tien jaar heb je toch de vrees dat zo'n boek als een nachtkaars uitgaat. Het is fijn er nu opnieuw over te kunnen praten. [2]
- De inloop gaat daarna een beetje als een nachtkaars uit. Onder vier ogen wil een ambtenaar wel toegeven dat het college deze avond niet veel nieuws heeft gehoord: ,,Maar ja, de verkiezingen komen eraan, en dan moet je erop uit...’’ [3]
1. een kaars waarmee men naar bed gaat en die men laat opbranden
- Het woord nachtkaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nachtkaars" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 06 JUNI 2016 Maria Vlaar en Hans Cottyn
- ↑ Tubantia Dick Janssen 12-07-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be