paaskaars
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paas·kaars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paaskaars | paaskaarsen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) in de paasnacht voor het eerst ontstoken kaars als symbool van het licht van de verrezen Christus
- De emotionele dienst eindigde met het plechtig naar buiten dragen van enkele liturgische voorwerpen, waaronder de doopschaal en de paaskaars. Daarna verhuisde het toegestroomde publiek en masse naar het bijgebouw Het Trefpunt om onder het genot van een kop koffie weer een beetje op adem te komen. [2]
- Volgde het onsteken van een kaars, waarmee Van Vilsteren de paaskaars aanstak, en daarna werd het electrisch licht in de kerk ontstoken. Daarmee was de Elisa echt de opvolger van Egbertus, Willibrord en Christoffel, in kerkgebouwen gesproken althans. [3]
- Om 20.15 uur neemt de pastoor het vuur van de paaskaars mee uit de kerk en gaat iedereen, onder begeleiding van het zangkoor en de poaskearls, in optocht naar de paasbult. [4]
Gangbaarheid
- Het woord paaskaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paaskaars" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 29-10-07 Emotioneel afscheid van de Hemstea
- ↑ Tubantia 08-09-08 Samen één in Elisa- kerk
- ↑ Tubantia Marthy Rothe 02-04-10 Overzicht paasvuren in de regio
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be