gent
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gent
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘mannetjesgans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gent | genten |
verkleinwoord | gentje | gentjes |
Zelfstandig naamwoord
gent m
- (vogels) mannetjesgans
- De gent vliegt naar het hoge Noorden.
Gangbaarheid
- Het woord gent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.