gent

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gent
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mannetjesgans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gent genten
verkleinwoord gentje gentjes

Zelfstandig naamwoord

gent m

  1. (dierkunde) mannelijke gans
    • De gent vliegt naar het hoge Noorden. 
  2. (gentachtigen) benaming voor vogels uit de familie Sulidae op Wikispecies
Synoniemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:

Gangbaarheid

Verwijzingen