gander

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gander ganders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gander m

  1. (dierkunde) mannelijke gans (Anser op Wikispecies en Branta op Wikispecies)
Synoniemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen