dorp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Jorwerd een dorp in Friesland
Uitspraak
Woordafbreking
  • dorp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plattelandsgemeente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dorp dorpen
verkleinwoord dorpje dorpjes

Zelfstandig naamwoord

het dorpo

  1. een kleine, permanente nederzetting
    • Van de wereldbevolking woont een steeds kleiner deel in dorpen. 
     Vooral de secundaire informatie van Guthook was voor mij van groot belang. Alle relevante informatie over de trail werd aangegeven, zoals geschikte slaapplaatsen, wegen, dorpen en alle waterbronnen.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De kerk in 't midden (van het dorp) laten ( of houden)
  • Het kan beter van de stad dan van het dorp
  • In goede dorpen zijn/geraken
zoveel verdiend hebben dat iemand niet meer hoeft te werken
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen