dorpskerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] een dorpskerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • dorps·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpskerk dorpskerken
verkleinwoord dorpskerkje dorpskerkjes

Zelfstandig naamwoord

de dorpskerkv / m

  1. (bouwkunde) (religie) een kerkgebouw in een dorp
    • Voor een dorpskerk is dit best een groot gebouw. 
  2. (religie) een kerkgemeenschap in een dorp
    • Voor een dorpskerk zijn jullie met behoorlijk veel mensen. 
Antoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be