beurs
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- beurs
Woordherkomst en -opbouw
- zn [1], [4]: In de betekenis van ‘handelsbeurs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612, mogelijk een eponiem dat verwijst naar de familinaam [1]
- zn [2], [3], [5]: Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘portemonnee’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- bn: In de betekenis van ‘zacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1829 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beurs | beurzen |
verkleinwoord | beursje | beursjes |
Zelfstandig naamwoord
- (economie), (handel) het beursgebouw waar effecten (waardepapieren) gekocht en verkocht worden
- De Amsterdamse beurs was gevestigd aan het Damrak
- een houder voor munten en biljetten
- Hij had zijn beurs in zijn kontzak.
- (financieel) toelage voor iemand die studeren wil
- Kinderen van arme ouders krijgen een beurs van de overheid.
- (financieel), (handel) tentoonstelling waar producenten in een bepaalde brache, nieuwe producten tonen, of het gebouw waarin zulke tentoonsellingen gehouden kunnen worden
- Veel huisvrouwen gaan naar de huishoudbeurs
- een markt waar de transacties openbaar zijn en waar men financiële instrumenten, goederen of diensten kan aan- en verkopen.
- (medisch) slijmbeurs (een kleine zakvormige holte gevuld met een visceuze vloeistof, welke dient als stootkussen op plaatsen, waar druk of wrijving bestaat)
- Hij had een rood gezwollen knie door een ontsteking van de slijmbeurs voor de knieschijf (bursitis praepatellaris).
Synoniemen
- [2] geldbuidel, portemonnee
- [3] studiebeurs
- [4] jaarbeurs, vakbeurs
- [6] slijmbeurs
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het beursgebouw waar aandelen gekocht en verkocht worden
2. een houder voor munten en biljetten
3. toelage voor iemand die studeren wil
4. bijeenkomst waar producenten van een bepaald vakgebied meest nieuwe producten tentoonspreiden
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beurs | beurser | beurst |
verbogen | beurse | beursere | beurste |
Bijvoeglijk naamwoord
beurs
- overrijp, buikziek
- Hij geloofde ze net zomin als de propaganda aan het begin, toen bijvoorbeeld werd beweerd dat de kogels van de moffen zo zacht waren dat ze onder daverend gelach van de Franse regimenten als beurse peren op hun uniform te pletter sloegen. [2]
- beschadigd
- ▸ De tweede dag was alles nog zwaarder dan de eerste dag. Mijn 18 kilo zware rugzak, bepakt met voedsel en water, voelde als lood op mijn rug. Door de eindeloze herhaling van mijn stappen werden mijn voeten langzaam beurs.[3]
Vertalingen
1. overrijp, buikziek
Gangbaarheid
- Het woord beurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beurs" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "beurs" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ LemaitreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Eponiem in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %