beurs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

beurs van Berlage [4]
Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs
Woordherkomst en -opbouw
  • zn [1], [4]: In de betekenis van ‘handelsbeurs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612, mogelijk een eponiem dat verwijst naar de familinaam Van der Beurze op Wikipedia (nl) [1]
  • zn [2], [3], [5]: Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘portemonnee’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • bn: In de betekenis van ‘zacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1829 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord beurs beurzen
verkleinwoord beursje beursjes

Zelfstandig naamwoord

beurs v/m

  1. (economie), (handel) het beursgebouw waar effecten (waardepapieren) gekocht en verkocht worden
    • De Amsterdamse beurs was gevestigd aan het Damrak 
  2. een houder voor munten en biljetten
    • Hij had zijn beurs in zijn kontzak. 
  3. (financieel) toelage voor iemand die studeren wil
    • Kinderen van arme ouders krijgen een beurs van de overheid. 
  4. (financieel), (handel) tentoonstelling waar producenten in een bepaalde brache, nieuwe producten tonen, of het gebouw waarin zulke tentoonsellingen gehouden kunnen worden
    • Veel huisvrouwen gaan naar de huishoudbeurs 
  5. een markt waar de transacties openbaar zijn en waar men financiële instrumenten, goederen of diensten kan aan- en verkopen.
  6. (medisch) slijmbeurs (een kleine zakvormige holte gevuld met een visceuze vloeistof, welke dient als stootkussen op plaatsen, waar druk of wrijving bestaat)
    • Hij had een rood gezwollen knie door een ontsteking van de slijmbeurs voor de knieschijf (bursitis praepatellaris). 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand de beurs lichten
van iemand geld stelen/afhandig maken
  • Met gesloten beurs betalen
door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beurs beurser beurst
verbogen beurse beursere beurste

Bijvoeglijk naamwoord

beurs

  1. overrijp, buikziek
    • Hij geloofde ze net zomin als de propaganda aan het begin, toen bijvoorbeeld werd beweerd dat de kogels van de moffen zo zacht waren dat ze onder daverend gelach van de Franse regimenten als beurse peren op hun uniform te pletter sloegen. [2] 
  2. beschadigd
     De tweede dag was alles nog zwaarder dan de eerste dag. Mijn 18 kilo zware rugzak, bepakt met voedsel en water, voelde als lood op mijn rug. Door de eindeloze herhaling van mijn stappen werden mijn voeten langzaam beurs.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 1,2 "beurs" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Lemaitre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be