werkbeurs

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·beurs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkbeurs werkbeurzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

werkbeurs v/m [1]

  1. een hoeveelheid geld die iemand ontvangt om werk te doen dat geen geld (althans niet direct) oplevert
    • Een christelijke schrijver heeft meer kans op succes bij het aanvragen van een persoonsgebonden budget dan bij het aanvragen van een werkbeurs van het Fonds der Letteren. [2] 
    • Snel kreeg in 2010 een werkbeurs van het Fonds Podiumkunsten om een grote tragedie te schrijven over de Tachtigjarige Oorlog van de prille Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met Spanje (1568-1648). [3] 
    • De jaarlijkse toekenning van de werkbeurzen aan schrijvers, illustratoren en stripmakers door het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) lokt controverse uit. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen