werkbeurs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·beurs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk zn en beurs zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkbeurs | werkbeurzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een hoeveelheid geld die iemand ontvangt om werk te doen dat geen geld (althans niet direct) oplevert
- Een christelijke schrijver heeft meer kans op succes bij het aanvragen van een persoonsgebonden budget dan bij het aanvragen van een werkbeurs van het Fonds der Letteren. [2]
- Snel kreeg in 2010 een werkbeurs van het Fonds Podiumkunsten om een grote tragedie te schrijven over de Tachtigjarige Oorlog van de prille Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met Spanje (1568-1648). [3]
- De jaarlijkse toekenning van de werkbeurzen aan schrijvers, illustratoren en stripmakers door het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) lokt controverse uit. [4]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord werkbeurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "werkbeurs" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Frans Willem Verbaas 26-01-2013 Geen christelijke schrijver, wel schrijvende christen
- ↑ Reformatorisch Dagblad Rudy Ligtenberg 21-12-2017 Theatermaker Snel: „Bestandstwisten gingen niet over een kleinigheid”
- ↑ De Standaard 22 JUNI 2018 ‘Met werkbeurzen kopen schrijvers tijd, geen jaarinkomen’
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be