beursweek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beursweek beursweken
verkleinwoord beursweekje beursweekjes

Zelfstandig naamwoord

de beursweekv / m

  1. (financieel) een werkweek waarin aandelen worden verhandeld
     De ministers waren voor spoedberaad in Brussel bijeengekomen. De vergadering werd op het laatste moment belegd omdat de eurolanden de financiële markten vóór de opening van de beursweek duidelijkheid willen geven.[1]
     De AEX-index sloot de beursweek 2,2 procent hoger af op 300,98 punten en is daarmee bijna terug op het slotniveau van vorige week, 301,97.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Ierland krijgt lening uit EU-noodfonds” (Zondag 28 november 2010, 20:42), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Beurzen opgelucht de week uit” (Vrijdag 11 november 2011, 22:17), NOS