beursdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beursdag beursdagen
verkleinwoord beursdagje beursdagjes

Zelfstandig naamwoord

de beursdagm

  1. tijdsperiode dat een beurs geopend is op een dag; dag dat een beurs geopend is
     De uitgifteprijzen van de aandelen zakken om die reden naar de onderkant van de aanvankelijk prijsrange. Niets is namelijk vervelender als je op de eerste beursdag te duur wordt gevonden en moet eindigen met verlies. Dan maar genoegen nemen met een lagere opbrengst.[2]
     Na de slechte beursdag van gisteren is de weg omhoog nog niet gevonden. Op beurzen in Azië daalden de koersen.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Weer gaan bedrijven naar de beurs, maar het tij zit niet mee” (Vrijdag 23 maart 2018, 08:11), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Pessimisme op de beurs houdt aan, ook verliezen in Azië” (Vrijdag 9 februari 2018, 04:48), NOS