zenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zen·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sturen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zenden
zond
gezonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

zenden

  1. sturen
    • Ik had je eergisteren die brief gezonden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen