zender
Uiterlijk
- zen·der
- Naamwoord van handeling van zenden met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zender | zenders |
verkleinwoord | zendertje | zendertjes |
- iemand die iets zendt, verstuurt of doet toekomen
- (techniek) toestel dat elektromagnetische golven uitstraalt
- (media) bedrijf dat een zender [2] gebruikt om radio- of televisieprogramma's om te roepen
- ▸ Zo snel als TMF opkwam, zo snel verdween de zender ook weer van het toneel. Een hoop vj's vertrokken naar concurrenten. Na 2008 begon de populariteit snel af te nemen en in de eerste maanden van 2011 was de zender alleen nog van 06.00 uur tot 15.00 uur op tv.[4]
- [1] mannelijke vorm van zendster
|
2.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
zenderen |
zender
- Het woord zender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zender" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zender op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “30 jaar geleden begon TMF, herinneringen nog springlevend” (1 mei 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Media in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %