zendtoestel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een zendtoestel voor de 27 MHz-band.
Uitspraak
Woordafbreking
  • zend·toe·stel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zendtoestel zendtoestellen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zendtoestelo

  1. apparaat waarmee radioberichten kunnen worden uitgezonden
     Hollandse jongens, in Engeland opgeleid, werden in Nederland als geheime agenten neergelaten. Ze vielen in Duitse handen. De Duitsers gebruikten hun zendtoestel en hun code. Hun opvolgers vangen was toen geen kunst meer.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “In de schaduw van gisteren. Kroniek van het verzet 1940-1945.”, 10e druk (1995), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 903511521X, p. 208/209