zendbode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zend·bo·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zendbode zendboden
zendbodes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zendbodem

  1. iemand die gezonden werd met een boodschap of als afgevaardigde
    • De zendbode is door de telefoon en het internet geheel overbodig geworden. 

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be