stoppen
Uiterlijk
- stop·pen
- erfwoord via Middelnederlands stoppen / stuppen van Oudnederlands stuppon, in de betekenis van ‘dichtmaken’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| stoppen |
stopte |
gestopt |
| zwak -t | volledig | |
stoppen
- overgankelijk, (textiel) herstellen (van een gat), meestal door dichtnaaien
- Kun jij een sok stoppen?
- overgankelijk vullen (van een pijp)
- overgankelijk doen halthouden
- De agent liet ons stoppen voor een controle.
- onpersoonlijk een einde nemen, ophouden [1]
- Wanneer stopt het met regenen?
- ▸ Ik wilde niet dat dit zou stoppen - de ketel die in het keukentje achter stond te fluiten voor meer thee, Lawrie die zijn benen strekte en over elkaar sloeg, terwijl hij me vroeg welke films ik had gezien en hoe het kon dat ik die niet had gezien en of ik van blues of folk hield en hoelang ik hier al werkte en of ik het leuk vond om in Clapham te wonen.[5]
- ergatief niet langer doorgaan, ophouden [2]
- Zou je willen stoppen met fluiten?
- ▸ Ik wenste hem veel succes met zijn tocht, ging in mijn tent liggen en dacht na over zijn verhaal. Ik kon me er niks bij voorstellen en werd al moe als ik eraan dacht om ook nog voor twee paarden te moeten zorgen op de tocht. Het was een mooi verhaal, maar het leek mij allemaal erg onverantwoord. Een week later hoorde ik dat hij gestopt was.[6]
- ▸ Het was alsof ik bij een onverwacht obstakel minder snel ging lopen of ik stopte zelfs helemaal totdat er iemand anders op het pad langskwam.[6]
- iets ergens in doen
- ▸ Eigenlijk had ze ze meegenomen naar de finca in de hoop ze stiekem in de wat vruchtbaardere aarde van de hertogin te stoppen om ze dan later zelf te oogsten 'Voor u,' zei ze tegen het meisje.[5]
- [1] Sokken stoppen
(Enoch Wood Perry
) - [2] Een pijp stoppen (Frank Moss Bennett
) - [5] De wagens stoppen voor de herberg (Jan van Goyen
)
- [2] afstoppen
|
|
- Niet te stoppen zijn
Zich door niets of niemand laten tegenhouden
3. doen halthouden
de stoppen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stop
- Het woord stoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoppen" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stoppen (dichtmaken, insteken) op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 "stoppen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stoppen (stilstaan) op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - 1 2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Textiel in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %