afstoppen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·stop·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en stoppen
Werkwoord
afstoppen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afstoppen |
stopte af |
afgestopt |
zwak -t | volledig |
- iets in zijn vaart en gang hinderen
- Het enthousiasme van mijn bejaarde moeder over de geboorte van onze tweede dochter kende geen grenzen. Nog voor de eerste weeën belde ze om de kraamvisite aan te plannen. „Morgen?” Toen het dan eindelijk zover was, we lagen als gezin nog bij te komen in de bevallingskamer van het ziekenhuis, liet ze zich door niets en niemand afstoppen en zeker niet door ons. [2]
- het helemaal opvullen en dichtmaken van gaatjes en kieren
- Ik heb alle gaatjes met alabastine afgestopt
Synoniemen
- [1] beteugelen, blokkeren, stoppen
- [2] opvullen, dichtmaken
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afstoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afstoppen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Marcel van Roosmalen 31 maart 2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %