peper

Uit WikiWoordenboek
1. Peper
2. Peper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘specerij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord peper pepers
verkleinwoord pepertje pepertjes

Zelfstandig naamwoord

de peperm

  1. (specerij) (witte, grijze, zwarte) gemalen korrels (gedroogde bessen) van Piper nigrum op Wikispecies met een scherpe, hete smaak
  2. (specerij) rode, Spaanse ~: een vrucht van een plant uit het geslacht Capsicum op Wikispecies met een hete smaak
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Peperduur
Erg duur, lett: zo duur als peper. In de middeleeuwen was peper ontzettend duur.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
peperen

peper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peperen
    • Ik peper. 
  2. gebiedende wijs van peperen
    • Peper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peperen
    • Peper je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen