peperen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van peper met het achtervoegsel -en. * Voor het eerst aangetroffen in 1623. [1]

Werkwoord

peperen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peperen
peperde
gepeperd
zwak -d volledig
  1. (kookkunst) met behulp van peper en andere kruiden iets pittig en sterk gekruid maken
  2. (figuurlijk) emotioneel aanzetten, overdrijven, mooier of emotioneler voorstellen dan in werkelijkheid
     het zijn en blijven onschuldige glimwormtjens; en hoe gaarne we ook ons Reisverhaal met eene pikante ontmoeting à la Dumas hadden willen peperen, moeten wij ons de prozaïsche bekentenis getroosten, dat we, braaf vermoeid maar volkomen heelshuids en zonder eenig avontuur, des morgens te half zes de poort van Modena binnensukkelen.[3]
  3. (figuurlijk) (verouderd) straffen, slaan
     Nog hebben zelfs de Franschen poisson d'Avril, en wanneer al ten hunnent, voor zoo ver ik weet, het gebruik niet in zwang is gebleven, op Onnoozelen Kinderen-dag deze met dennen-of berken-roeden te peperen.[4]
  4. (figuurlijk) duur maken (meestal als voltooid deelwoord)
     De prof. vond inderdaed een brief van den hoog eerwaerden heer Rector der Leuvensche Hoogeschool, ik een van mijne ouders; daermeê waren wij zeer in onzen schik, behalve echter over de vracht, welke wij zoo wat vijf en twintig franken betaelden. Wat belieft u? en komt u de briefwisseling ook niet wat gepeperd voor?[5]
Hyponiemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

(verouderd) de peperenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord peper
     Tlanghe pepere comt ende wast alsmen bij avontueren eeneghe struucken laedt staen zonder besinghen vanden viere of afhouden ende anden struuc laet hanghen over den tijt; dat werdt saet, ghelijc tsaet dat up de helsboomen wast ende es lanc pepere, maer dese drie manieren van peperen - es te wetene wit, zwart ende lanc - wassen al up eenen boom, uut eenen struucke spruutende.[6]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen

  1. peperen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    J.J.L. ten Kate
    “Italië. Reisherinneringen” (1857.), J.W. Swaan, Arnhem, p. 355-356 op dbnl.org op Wikipedia
  4. Bronlink Weblink bron
    E.J. Potgieter
    De geest des tijds. Uit Democritos. in: De Gids. Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen (1838.), G.J.A. Beijerinck, Amsterdam, p. 407 op dbnl.org op Wikipedia
  5. Bronlink Weblink bron
    J. Nolet de Brauwere van Steeland
    “Een reisje in het noorden” (1843), Vanlinthout en Vanderzande, Leuven / H. Aewerdonk, Rotterdam, p. 165 op dbnl.org op Wikipedia
  6. Bronlink Weblink bron
    Ambrosius Zeebout
    Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1557) in:
    R.J.G.A.A. Gaspar (ed.)
    Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998), Verloren, Hilversum, p. 200 op dbnl.org op Wikipedia
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be