ongeluk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ongeluk (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɔnɣəˌlʏk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɔnɣəˌlɵk/
Woordafbreking
- on·ge·luk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ongeluk | ongelukken |
verkleinwoord | ongelukje | ongelukjes |
Zelfstandig naamwoord
ongeluk o
- een onvoorziene gebeurtenis met negatieve en soms zelfs fatale gevolgen
- Het ongeluk op dit kruispunt eiste drie doden.
- ▸ Het was dus maar zeer de vraag of het iets had uitgemaakt als hijzelf aanwezig had kunnen zijn bij de laatste fase van het storten, toen het ongeluk plaatsvond.[1]
- onaangename toestand
- «Hij is voor het ongeluk geboren.»
- Hij heeft altijd pech.
- «Hij is voor het ongeluk geboren.»
- zonder dat het de bedoeling was; onopzettelijk
- Per ongeluk een glas laten vallen.
- De vlucht vanuit Manchester naar Islamabad (Pakistan) werd 7 uur vertraagd nadat een passagier per ongeluk een nooduitgang opende in plaats van de toiletdeur. Het voorval gebeurde net voor het opstijgen, waardoor de evacuatieglijbaan in werking trad. [2]
- ▸ Per ongeluk had ik het bad laten overlopen toen ik even weg was gedommeld op het kingsize motelbed.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
- [1] auto-ongeluk, spoorwegongeluk, straaljagerongeluk, treinongeluk, verkeersongeluk, vliegongeluk, vliegtuigongeluk
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
[2] Een ongeluk komt zelden alleen.
- Als er eenmaal iets misgaat, gaat er meer mis.
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] Een ernstig ongeluk.
Een groot ongeluk.
- [1] Een ongeluk hebben.
Een persoon is aangereden, maar leeft nog.
- [3] Per ongeluk.
Niet bewust gewild.
- [2] ongeluk in het spel, geluk in de liefde
wie pech heeft in iets onbelangrijks kan geluk hebben bij iets belangrijkers
- [2] je een ongeluk werken, fietsen, sporten, graven enz. enz.
iets zo heftig doen dat het niet meer leuk is
- Sinds ik gestopt ben met roken, vijf weken geleden, voel ik een groeiende behoefte aan lichamelijke exercitie. Ik fiets en wandel me een ongeluk. Een andere uitlaatklep is graven in 'mijn' tuin.[4]
Vertalingen
1. een onvoorziene gebeurtenis met negatieve en soms zelfs fatale gevolgen
Gangbaarheid
- Het woord ongeluk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ongeluk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑ Tubantia Florian van Impe 10-06-19 Vrouw opent per ongeluk nooduitgang in plaats van toilet, vlucht 7 uur vertraagd
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ongeluk |
Zelfstandig naamwoord
ongeluk
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
ongeluk
Veluws
Zelfstandig naamwoord
ongeluk
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel on- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws