appongeluk
Uiterlijk
- Geluid: appongeluk (hulp, bestand)
- app·on·ge·luk
- samenstelling van app en ongeluk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appongeluk | appongelukken |
verkleinwoord | appongelukje | appongelukjes |
het appongeluk o
- een ongeluk waarbij een van de betrokkenen aan het appen was in het verkeer
- Het woord 'appongeluk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.