ramp

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ramp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ramp rampen
verkleinwoord rampje rampjes

Zelfstandig naamwoord

ramp v/m

  1. een grote catastrofale gebeurtenis met ernstige gevolgen
     Hij herinnerde zich niet wie deze wijze woorden had nagelaten of zelfs maar of ze precies zo waren geformuleerd, maar het was het eerste wat hem te binnen schoot toen Oscar overrompelend en verbeten over de ramp vertelde.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • tot overmaat van ramp
iets wat iets ergs nog erger maakt
•  Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "ramp" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  3. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Woordafbreking
  • ramp
enkelvoud meervoud
ramp ramps

Zelfstandig naamwoord

ramp

  1. helling