pech
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pech (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /pɛχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /pɛx/
Woordafbreking
- pech
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit Duits Pech [1], in de betekenis van ‘tegenspoed’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pech | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
pech m
- de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is
- Vorig jaar wilde hij medicijnen gaan studeren, maar hij had enorme pech want ondanks zijn acht gemiddeld kwam hij niet door de loting.
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- pech krijgen
Vertalingen
1. de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is
Gangbaarheid
- Het woord pech staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pech" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ pech op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "pech" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be