onderwijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van onderwijzen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderwijs | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ónderwijs o
- (onderwijs) het overbrengen van kennis en vaardigheden (door leraren)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de voorziening van opleidingen
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onderwijzen |
onderwíjs
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
- Ik onderwijs.
- gebiedende wijs van onderwijzen
- Onderwijs!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
- Onderwijs je?
Gangbaarheid
- Het woord onderwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderwijs" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %