Naar inhoud springen

onderwijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ónderwijs o

  1. (onderwijs) het overbrengen van kennis en vaardigheden (door leraren)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
onderwijzen

onderwíjs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Ik onderwijs. 
  2. gebiedende wijs van onderwijzen
    • Onderwijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Onderwijs je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be