talenonderwijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ta·len·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | talenonderwijs | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het talenonderwijs o
- het overbrengen van taalkennis en taalvaardigheden (door leraren); meestal gaat het hier om het aanleren van een vreemde taal
- ▸ Ook het tweetalig onderwijs en het versterkt talenonderwijs in het voortgezet onderwijs neemt een vlucht.[1]
- ▸ Engels leren in de klas met je eigen mobieltje en een 3D-bril, om daarmee in een virtuele wereld rond te stappen. Dat moet dé toekomst worden voor modern talenonderwijs. Uitgeverij Deviant en NovoLanguage hebben de primeur.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord talenonderwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Steeds vaker vreemde taal op basisschool” (12-10-2012), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Met 3D-bril Engels leren 'op straat' in Londen” (11-01-2017), Tubantia