onderwijswethouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·wijs·wet·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijswethouder onderwijswethouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onderwijswethouderm

  1. (politiek) gemeentebestuurder die het onderwijs in zijn of haar portefeuille heeft
     "Onvoorstelbaar dat hier vrijdag nog leerlingen en leerkrachten volop in de weer waren. Het is tot de grond toe afgebrand", zegt onderwijswethouder Jannie Visscher, die zelf poolshoogte nam. "Alles is erop gericht om samen met de school zo snel mogelijk nieuw onderdak te vinden."[1]
     Over die uitspraak zijn ouders van leerlingen van de school boos: zij vinden dat de onderwijswethouder eerst het onderzoek naar de examenfraude moet afwachten voordat hij zijn standpunt inneemt.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Brand verwoest basisschool Eindhoven” (Zaterdag 10 juni 2017, 12:00), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Staatssecretaris op de koffie bij Ibn Ghaldoun” (Vrijdag 21 juni 2013, 14:34), NOS