onderwijswethouder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·wijs·wet·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van onderwijs zn en wethouder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderwijswethouder | onderwijswethouders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de onderwijswethouder m
- (politiek) gemeentebestuurder die het onderwijs in zijn of haar portefeuille heeft
- ▸ "Onvoorstelbaar dat hier vrijdag nog leerlingen en leerkrachten volop in de weer waren. Het is tot de grond toe afgebrand", zegt onderwijswethouder Jannie Visscher, die zelf poolshoogte nam. "Alles is erop gericht om samen met de school zo snel mogelijk nieuw onderdak te vinden."[1]
- ▸ Over die uitspraak zijn ouders van leerlingen van de school boos: zij vinden dat de onderwijswethouder eerst het onderzoek naar de examenfraude moet afwachten voordat hij zijn standpunt inneemt.[2]
Gangbaarheid
- Het woord onderwijswethouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Brand verwoest basisschool Eindhoven” (Zaterdag 10 juni 2017, 12:00), NOS
- ↑ Weblink bron “Staatssecretaris op de koffie bij Ibn Ghaldoun” (Vrijdag 21 juni 2013, 14:34), NOS