Naar inhoud springen

mast

Uit WikiWoordenboek
  • mast
  • In de betekenis van ‘paal’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mast masten
verkleinwoord mastje mastjes

de mastm

  1. (scheepvaart) lange, rechtop staande paal midden op het schip waaraan vlaggen, zeilen en/of ra's bevestigd kunnen worden
  2. palen waartussen (elektriciteits- of telefoon-)draden gespannen kunnen worden
  3. lange paal voor vlaggen - vlaggenmast
  4. hoge antenne
  5. varkensvoer, bestaande uit eikels en beukennoten [3]
  • de mast strijken
de mast laten zakken (gecontroleerd om laten vallen)
  • de mast kappen
de mast omkappen, in noodgevallen de mast losmaken van het schip om te voorkomen dat het hele schip zinkt
  • voor de mast dienen
op een schip werken in een van de lagere rangen (geen officiersrangen)
  • voor de mast zitten
niets anders kunnen eten
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van
masten

mast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van masten
  2. gebiedende wijs van masten
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • mast
  • Afkomstig van het Middelnederduitse zelfstandige naamwoord mast
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mast     masten     master     masterne  
genitief   masts     mastens     masters     masternes  

mast g

  1. (scheepvaart) lange, rechtop staande paal midden op het schip waaraan vlaggen, zeilen en/of ra's bevestigd kunnen worden