klaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klaar
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | klaar | klaarder | klaarst |
verbogen | klare | klaardere | klaarste |
partitief | klaars | klaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
klaar
- in staat vangereedheid gebracht, gereed
- Is je huiswerk al klaar?
- ▸ Tot mijn verbazing wist ik deze zes weken durende tocht zonder noemenswaardige problemen te voltooien, waardoor ik voor het eerst echt begon te geloven dat mijn ‘American Dream’ wel eens in vervulling zou kunnen gaan. En zo was ik ineens klaar voor de moeder aller tochten, de PCT.[3]
- licht doorlatend
- helder, duidelijk
- Dat is klare taal.
- zuiver
Uitdrukkingen en gezegden
[1] in staat van gereedheid gebracht, gereed
- Er [mooi] klaar mee zijn
Met de resterende schade van iets zitten (vgl. Met de gepakken peren zitten)
- Nog niet klaar zijn met iemand
nog iets met iemand willen afrekenen
- Er [helemaal] klaar mee zijn
Er helemaal genoeg van hebben, het beu/zat zijn
- Van zessen klaar zijn
Een flinke aanpakker zijn; zichzelf goed weten te redden
- Altijd een antwoord klaar hebben
altijd een antwoord hebben op vraag, ook als met eigenlijk geen goed antwoord heeft
- Op uw plaatsen, klaar? af!
Standaardzin bij het starten van een snelheidswedstrijd
- Klaar is Kees
Het is naar tevredenheid volbracht
[3] helder, duidelijk
- Klaar in iets zien
Iets helemaal begrijpen
- Zo klaar als een klontje
Helemaal duidelijk
Opmerkingen
- De vergrotende en overtreffende trap komen alleen bij de wat oudere betekenis "helder, duidelijk" voor.
Antoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen
1. in staat van gereedheid gebracht, gereed
Bijwoord
klaar
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- klaarkrijgen: Ik krijg dat werk vandaag niet meer klaar.
Afgeleide begrippen
- klaarkomen, klaarkrijgen, klaarleggen, klaarliggen, klaarspelen, klaarstaan, klaarstomen, klaarzetten, klaarzitten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klaren |
klaar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaren
- Ik klaar.
- gebiedende wijs van klaren
- Klaar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaren
- Klaar je?
Gangbaarheid
- Het woord klaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "klaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "klaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %