pasklaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·klaar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pasklaar pasklaarder pasklaarst
verbogen pasklare pasklaardere pasklaarste
partitief pasklaars pasklaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

pasklaar

  1. (kleding) m.n. van kleding dat ze op maat gemaakt is en geregen is zodat men kan kijken of de maten goed zijn indien dat het geval is kan het later afgemaakt worden
  2. (figuurlijk) iets wat helemaal af is en dus direct gebruikt kan worden
    • Sinds de jaren '70 zijn er meer en hevigere orkanen in het Atlantisch bassin. Of dat effectief komt door de klimaatopwarming is niet zeker. 'Daar is geen pasklaar antwoord voor', zegt Dehenauw. [1] 
    • Een pasklaar antwoord op haar vraag is er natuurlijk niet, noch een exacte leeftijd vanaf wanneer samen douchen met je kind niet meer oké is. Wel zijn er een paar signalen waar je rekening mee kan houden als ouder. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 28/augustus/2017 door mg
  2. Tubantia 04-03-2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be