zeilklaar
Uiterlijk
- zeil·klaar
- samenstelling van zeil en klaar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zeilklaar | zeilklaarder | zeilklaarst |
verbogen | zeilklare | zeilklaardere | zeilklaarste |
partitief | zeilklaars | zeilklaarders | - |
zeilklaar
- gereed om te gaan zeilen
- zeilklaar maken
klaar maken om weg te zeilen
- zeilklaar liggen
gereed zijn om direct weg te zeilen
1. gereed om te gaan zeilen
- Het woord zeilklaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeilklaar" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %