Naar inhoud springen

fluit

Uit WikiWoordenboek
1. Antieke fluiten
2. Fluit van scheidsrechter enz.
3. Fluitschepen
4. Moderne champagnefluit
  • fluit
enkelvoud meervoud
naamwoord fluit fluiten
verkleinwoord fluitje fluitjes

defluitv/m

  1. (muziekinstrument) buisvormig blaasinstrument
     Ten slotte kwam hij in een rotsachtige streek, waar hij plotseling de fluit van een herdersjongen hoorde.[4]
  2. (techniek) op luchtstroom werkend signaalinstrument
  3. (scheepvaart) zeegaand vrachtschip met drie masten uit de 17e en 18e eeuw
  4. (drinken), (huishouden) een wijn/champagneglas met voet, oorspronkelijk uit de 17e eeuw
  5. (anatomie) (figuurlijk) (informeel) mannelijk geslachtsdeel
  • Een fluitje van een cent
Iets heel gemakkelijks
  • Geen fluit
Helemaal niets
 Daar vind ik geen fluit aan! 
vervoeging van
fluiten

fluit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van fluiten
  2. gebiedende wijs van fluiten
    • Hij fluit voor een overtreding van de voetballer. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]